Bedankt voor het gesprek!

“Goedemiddag.”

Vrijdagmiddag. Ik ben stiekem een soort semi-ambtenaar en als omroepmedewerker bij de Nederlandse Omroep Stichting vallend onder schaal G, heb ik als full-timer een 36-urige werkweek. Zolang je dat gemiddelde niet overschrijdt, kun je zelf naar alle redelijkheid die uren een beetje indelen, en vandaag ben ik dus vrij.

Terwijl ik langs de J.H. van Heekweg loop op weg naar huis, terugkomend van een wandelingetje door de buurt (bij gebrek aan een hond laat ik mezelf maar uit – HIER Pedigree Palstra. Nee, af, AF! Hm, Martin Gaus imitaties komen niet goed over op een weblog…) word ik aangesproken door een oudere heer (die wonen hier in de buurt wel meer), die al afremmende zijn fiets vlak langs de stoeprand plaatst en met mij een gesprek begint.

Ik ben blijkbaar de hele week al in een goede bui, want ik laat hem vooral zijn gang gaan, terwijl ik wel even op mijn horloge kijk. (Het is kwart voor vier, even na vieren staan mijn ouders op de deurbel te rammen).

De man, opvallend gracieus zichzelf en zijn fiets balancerend, zijn linkerbeen als standbeen gebruikend, ontsteekt in een verhaal over ambachtsscholen, hoe ze nooit hadden moeten verdwijnen, hoe goed het is dat ze nu terugkomen, hoe hij zowel overdag als ‘s avonds op school zat om laswerker te worden, hoe hij vroeger het ijs van de tramleidingen afhaalde en hoe de jeugd van tegenwoordig lijdt onder een ernstig gebrek aan discipline.

Verder vertelt hij dat hij zelf 70 is, en zijn vrouw 72. Het gaat wat minder met haar en hij moet nu wat meer voor haar zorgen. Dat ik bij de publieke omroep werk waardeert hij wel, hij kijkt trouw naar het NOS Journaal. Oh, en die grootverdieners bij ons moeten gewoon blijven verdienen wat ze toekomt, ze werken er tenslotte ook hard voor.

“Ik fiets wel een stukje met u mee,” besluit de spraakzame man, als ik aangeef dat ik toch echt nu richting huis moet. Als ik zie dat mijn aangepaste wandeltempo ervoor zorgt dat hij me continu inhaalt schakel ik over om mijn normale tempo. Dat sluit goed aan.

Voordat ik linksaf sla het Amerbos op, vertelt hij nog even hoe zijn vroegere woning gesloopt gaat worden, en dat hij nu een aanleunwoning bij het Korthagenhuis heeft betrokken. Als we elkaar een hand geven besluit hij met: “Bedankt voor het gesprek!”

Ik wens hem nog een prettig weekend. Alleen, volgens mij had ik hem eerder voor het gesprek moeten bedanken?